Vacatures (2): Stadermann Luiten zoekt een advocaat-medewerker en advocaat-stagiaire Lees meer

HR 18 mei 2018 ECLI:NL:HR:2018:726

Verzekerde had woonhuisverzekering bij Allianz, toen in 2004 door brand schade aan woning is ontstaan. Allianz heeft geweigerd dekking te verlenen met onder meer beroep op merkelijke schuld van verzekerde. In 2009 maakt verzekerde voor deze schade wederom aanspraak op uitkering onder verzekering. Allianz beroept zich op verjaring; in verzekeringsovereenkomst was bepaald dat elk recht op schadevergoeding verjaart door verloop van 3 jaren na gebeurtenis. Laatste stuiting was in 2005. Per 1 januari 2006 ingevoerde art. 7:942 lid 2 (oud) BW bepaalde dat verzekeraar aanspraak van verzekerde bij aangetekende brief ondubbelzinnig diende af te wijzen, waarna nieuwe verjaringstermijn begon te lopen. Bij laatste afwijzing in 2005 was hier niet aan voldaan.
Hoge Raad heeft eerder in deze zaak geoordeeld dat art. 7:942 (oud) BW onmiddellijke werking heeft ingevolge art. 68a lid 1 Overgangswet nieuw BW (HR 18.12. 2015 ECLI:NL:HR:2015:3618). Na verwijzing heeft Hof overwogen dat in dit geval art. 68a lid 1 Ow NBW buiten toepassing dient te blijven op grond dat onmiddellijke werking van art. 7:942 (oud) BW onder gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, als bedoeld in art. 75 Ow NBW. Hof heeft daarbij betekenis toegekend aan onbetwiste stelling van Allianz dat onmiddellijke werking van art. 7:942 (oud) BW met ingang van 1 januari 2006 voor haar zou leiden tot omvangrijke administratieve last (waaronder verzenden van ongeveer 2,5 miljoen aangetekende brieven) en aanzienlijke financiële last (bedrag van enkele miljoenen euro’s). Rechtsbescherming die voor verzekerde gevolg zou zijn van onmiddellijke werking van art. 7:942 (oud) BW weegt niet op tegen omvangrijke administratieve en financiële gevolgen daarvan voor Allianz. Bovendien heeft verzekerde gedurende periode die langer is dan contractuele verjaringstermijn geen aanspraak gemaakt op vergoeding. Hoge Raad laat oordeel Hof in stand. Vordering van verzekerde is dus verjaard.

Print

1 januari 1970

ECLI:NL:HR:2018:726