Vacatures (2): Stadermann Luiten zoekt een advocaat-medewerker en advocaat-stagiaire Lees meer

HR 23 december 2016 ECLI:NL:HR:2016:2988

Tandarts (toen nog student) loopt in 1980 bij verkeersongeval letsel op aan rechterknie. In 1985 wordt met Nederlands Bureau Motorrijtuigverzekeraars (NBM) vaststellingsovereenkomst gesloten met voorbehoud voor financiële gevolgen die voortvloeien uit belangrijke afwijking ten opzichte van rapport van orthopedisch chirurg uit 1982. In 2007 wordt artrose vastgesteld, waarna tandarts beroep doet op voorbehoud. NBM beroept zich op verjaring ex art. 3:307 lid 2 BW. Tandarts betoogt dat voorbehoud inhoudt dat vordering eerst opeisbaar is met bekend worden van in voorbehoud bedoelde schade. Naar oordeel hof hebben partijen beoogd om opeisbaarheid van eventuele toekomstige schade afhankelijk te stellen van opschortende voorwaarde dat schade waarop voorbehoud betrekking heeft, optreedt en aan tandarts bekend is (waarbij schade moet bestaan uit belangrijke afwijking ten opzichte van situatie als beschreven in rapport van deskundige uit 1982). Vervulling van die voorwaarde is niet alleen bepalend voor opeisbaarheid van vordering, maar ook voor aanvang van twintigjarige verjaringstermijn van art. 3:307 lid 2 BW. Vordering was op haar vroegst opeisbaar in zin van art. 3:307 lid 2 BW toen tandarts in 2007 bekend werd met schade en toen is verjaring gaan lopen. Oordeel over opeisbaarheid van vordering is gegrond op uitleg hof van in vaststellingsovereenkomst opgenomen voorbehoud en houdt stand in cassatie.

Print

23 december 2016

ECLI:NL:HR:2016:2988