HR 25 maart 2016 ECLI:NL:HR:2016:493

Procesrecht. Vermogensrechtelijke afwikkeling van beëindiging van tussen partijen gesloten samenlevingsovereenkomst. Vordering van man met betrekking tot pensioen van vrouw, die in eerste aanleg niet aan orde is geweest, afgewezen door Hof omdat deze niet voor eerst in hoger beroep kan worden ingesteld. Beslissing Hof berust niet op art. 130 Rv en daarin neergelegde rechtsmiddelenverbod. Op grond van art. 353 lid 1 Rv jo. art. 130 Rv komt oorspronkelijk eiser bevoegdheid toe om in hoger beroep eis te veranderen of te vermeerderen. Bevoegdheid wordt slechts beperkt door eisen van goede procesorde, alsmede door twee conclusie-regel. Hof heeft blijk gegeven van onjuiste rechtsopvatting omtrent mogelijkheid in hoger beroep nieuwe vordering te stellen en ingangsdatum van wettelijke rente bij verrekening en verdeling.