Vacatures (2): Stadermann Luiten zoekt een advocaat-medewerker en advocaat-stagiaire Lees meer

HR 26 februari 2016 ECLI:NL:HR:2016:336

Verzekerde heeft via tussenpersoon verzekering afgesloten. In aanvraagformulier is slotvraag omtrent eventueel strafrechtelijk verleden en andere feiten die voor beoordelen van aanvraag van belang kunnen zijn, open gelaten. Vorige verzekeraar bleek overeenkomst te hebben opgezegd in verband met frauduleuze claim. Verzekeraar beroept zich vervolgens op verzwijging ex art. 251 (oud) WvK. Volgens vaste jurisprudentie kan, indien verzekering is gesloten op grondslag van door verzekeraar opgestelde vragenlijst, verzekeraar zich niet erop beroepen dat feiten waarnaar niet was gevraagd, niet zijn medegedeeld, tenzij is gehandeld met opzet verzekeraar te misleiden. Daaronder moet worden verstaan opzet verzekeraar te bewegen overeenkomst aan te gaan die hij bij kennis van niet meegedeelde feiten in geheel niet of niet op dezelfde voorwaarden zou hebben gesloten. Hof heeft niet vastgesteld uit welke door verzekeraar aangevoerde feiten en omstandigheden opzet tot misleiding voortvloeit.
Zorg die van redelijk bekwame en redelijk handelende assurantietussenpersoon mag worden verwacht, brengt mee dat hij aan verzekeraar voldoende inlichtingen geeft om deze ervan te weerhouden naderhand beroep te doen op art. 251 (oud) WvK of, onder sinds 2006 geldende recht, art. 7:928 BW. Deze zorg die tussenpersoon met oog op belangen van zijn cliënt dient te betrachten, brengt ook mee dat deze, indien hij bekend is met opzegging door verzekeraar van eerdere verzekeringsovereenkomst, zijn cliënt nader over achtergrond van die opzegging dient te bevragen, ook indien beoogd verzekeraar geen specifiek daarop gerichte vraag heeft gesteld. Hof heeft dit miskend door te oordelen dat tussenpersoon alleen reden had verzekerde nadere vragen over opzegging te stellen indien hij bekend was met de redenen van eerdere verzekeraar voor opzegging.

Print

1 januari 1970

ECLI:NL:HR:2016:336