Vacatures (2): Stadermann Luiten zoekt een advocaat-medewerker en advocaat-stagiaire Lees meer

HR 26 februari 2016 ECLI:NL:HR:2016:335

Eigenaar van kapperszaak maakt na brand aanspraak op verzekeringsuitkering. Verzekeraar wijst aanspraak af bij aangetekende brief onder vermelding van verjaringstermijn van zes maanden. Verzekeraar handhaaft standpunt, maar wijst daarbij niet opnieuw op verjaringstermijn. Verzekeraar beroept zich vervolgens op verjaring. In cassatie is vraag aan orde of eisen waaraan verzekeraar volgens art. 7:942 lid 2 (oud) BW moet voldoen om te bewerken dat nieuwe verjaringstermijn overeenkomstig art. 7:942 lid 3 (oud) BW begint te lopen, alleen gelden nadat verzekerde voor eerste keer schriftelijk aanspraak op uitkering heeft gemaakt, dan wel tevens bij iedere volgende keer dat verzekerde (binnen dan lopende verjaringstermijn) schriftelijk aanspraak op uitkering heeft gemaakt. Uit Memorie van Toelichting blijkt dat bijzondere verjaringsregeling van art. 7:942 (oud) BW strekt tot bescherming van verzekerde. Anderzijds kan uit Nota van wijziging worden afgeleid dat na afwijzing overeenkomstig art. 7:942 lid 2 (oud) BW bepalingen van algemene verjaringsregeling (van titel 3.11 BW) van toepassing zijn. Afweging van argumenten leidt tot volgende uitleg van art. 7:942 lid 2 (oud) BW: in geval van tweede (of volgende) schriftelijke aanspraak van tot uitkering gerechtigde, na eerdere afwijzing door verzekeraar, begint slechts dan nieuwe verjaringstermijn te lopen indien verzekeraar opnieuw bij aangetekende brief ondubbelzinnig heeft medegedeeld aanspraak af te wijzen, onder eveneens ondubbelzinnige vermelding van in lid 3 vermelde rechtsgevolg.

Print

1 januari 1970

ECLI:NL:HR:2016:335