HR 24 januari 2014 ECLI:NL:HR:2014:164

Procesrecht; Nederlandse vennootschap spreekt Duitse ex-bestuurder aan in hoedanigheid van bestuurder op grond van onbehoorlijke taakvervulling (art. 2:9 BW) dan wel op grond van onrechtmatig handelen (art. 6:162 BW) en op grond van opzet of bewuste roekeloosheid bij uitvoering van arbeidsovereenkomst met vennootschap (art. 7:661 BW); welke rechter is bevoegd?; uitleg van EEX-Verordening; verhouding tussen bevoegdheidsbepalingen van art. 18-21 EEX-Vo (inzake arbeidsovereenkomst) en bevoegdheidsbepalingen van art. 5 onder 1 (a)(verbintenis uit overeenkomst) en art. 5 lid 3 EEX-Vo (verbintenis uit onrechtmatige daad); hoe dienen tussen bestuurder en vennootschap bestaande verbintenissen te worden gekwalificeerd?; prejudiciële vragen aan Hof van Justitie EU.