Vacatures (2): Stadermann Luiten zoekt een advocaat-medewerker en advocaat-stagiaire Lees meer

HR 17 december 2010 NJ 2012 nr. 155 met noot Hartlief, RAV 2011 nr. 25, JA 2011 nr. 37, VR 2012 nr. 72

Gemeente vordert ex art. 6:174 BW van Hoogheemraadschap vergoeding van schade als gevolg van dijkdoorbraak in Wilnis. Uit (ruime) definitie van begrip opstal in art. 6:174 lid 4 BW volgt dat daarvoor menselijk ingrijpen is vereist dat heeft bijgedragen aan (duurzame) bestemming of functie van (bouw)werk. Veendijk is opstal. Hoge Raad formuleert gezichtspunten die aansprakelijkheid van art. 6:174 BW begrenzen. Bij antwoord op vraag of opstal voldoet aan eisen die men daaraan in gegeven omstandigheden mag stellen, komt het aan op (naar objectieve maatstaven te beantwoorden) vraag of opstal, gelet op te verwachten gebruik of bestemming daarvan, met oog op voorkoming van gevaar voor personen en zaken deugdelijk is. Daarbij is ook van belang hoe groot kans op verwezenlijking van gevaar is en welke onderhouds- en veiligheidsmaatregelen mogelijk en redelijkerwijs te vergen zijn. Rekening moet worden gehouden met verschillende in arrest weergegeven factoren. Enkele kadeverschuiving zal in algemeen voldoende zijn voor aannemen vermoeden dat dijk niet aan eisen voldeed, behoudens door bezitter te leveren tegenbewijs. Bij beoordeling of kade gebrekkig was, komt anders dan Hof heeft geoordeeld ook betekenis toe aan toenmalige kennis over faalmechanismen en toenmalige maatstaven voor belastingsituaties, toenmalige stand van wetenschap en techniek, financiële kaders waarbinnen Hoogheemraadschap beleidsdoelstellingen tracht te realiseren en (gestelde) specifieke en uitzonderlijke omstandigheden waaronder verschuiving zich heeft voorgedaan. Zie voor vervolg Gerechtshof ‘s-Gravenhage 17.4.2012 NJF 2012 nr. 279: van nalatigheid van Hoogheemraadschap is slechts sprake als het in vergelijking met soortgelijke overheidslichamen “beneden de maat is gebleven”. Volgt nadere bewijslevering.

Print

17 december 2010