Vacatures (2): Stadermann Luiten zoekt een advocaat-medewerker en advocaat-stagiaire Lees meer

HR 30 november 2012 LJN BX7487, NJ 2012 nr. 689, JA 2013 nr. 4 met noot Brens

Bewoners houden gemeente aansprakelijk voor schade aan houten funderingen van huizen door lekkende riolering. Voor aansprakelijkheid ex art. 6:174 BW is vereist dat opstal gebrekkig is, daardoor gevaar voor personen of zaken oplevert en dat gevaar zich verwezenlijkt. Eiser moet dit stellen en bewijzen. Bezitter van opstal kan ermee volstaan deze drie cumulatieve voorwaarden voor aansprakelijkheid te betwisten of hij kan bevrijdende verweer voeren dat ook als aan voorwaarden is voldaan, hij niet aansprakelijk is omdat aansprakelijkheid op grond van art. 6:162 BW zou hebben ontbroken als hij gevaar op tijdstip van ontstaan ervan zou hebben gekend (tenzijclausule). Stelplicht en bewijslast van dit laatste rusten op bezitter van opstal. Feitenrechter mag uitsluitend beoordelen of beroep op tenzijclausule slaagt en zo ja, op die grond vordering afwijzen. Daarbij dient hij veronderstellenderwijs ervan uit te gaan dat aan voorwaarden van art. 6:174 lid 1 BW is voldaan en bezitter gevaar op tijdstip van ontstaan ervan kende. Uit feit dat riolering, doordat deze lek was en daardoor drainerende werking had, gevaar opleverde voor fundering van huizen volgt nog niet dat riolering gebrekkig was. Gemeente heeft, nadat zij van funderingsproblematiek wist, zich voldoende ingespannen en juiste prioriteiten gesteld. Riolering was dus niet gebrekkig in zin van art. 6:174 BW en gemeente heeft evenmin onrechtmatig gehandeld jegens bewoners.

Print

30 november 2012

LJN BX7487