Vacatures (2): Stadermann Luiten zoekt een advocaat-medewerker en advocaat-stagiaire Lees meer

HR 12 april 2013 LJN BY8651, NJ 2013 nr. 390 met noot Tjong Tjin Tai

Echtpaar heeft aan bank drie hypotheekrechten op woning verleend en man heeft zich jegens bank borg gesteld voor door hem bestuurde vennootschappen. Als deze failliet gaan en zekerheden door bank worden uitgewonnen, resteert privéschuld van echtpaar. Aangesproken tot betaling voert echtpaar verweer dat bank (jegens vrouw) is tekortgeschoten in zorgplicht bij totstandkoming van borgtocht en derde hypotheek. Hof verwerpt dit. Zorgplicht van schuldeiser jegens borg strekt zich in beginsel niet uit tot echtgenoot die ex art. 1:88 BW toestemming dient te geven voor borgtocht. Echtpaar voert aan (i) dat vrouw (privé) vaste klant was en tussen haar en bank contractuele relatie bestond waaruit voor bank zorgplicht jegens haar voortvloeide, ook met betrekking tot borgtocht, (ii) dat bank wist dat vrouw privévermogen had, (iii) wist en overzag dat door borgstelling en hypotheek dit privévermogen mogelijk zou (moeten) worden aangesproken voor gemeenschappelijke schulden van echtpaar en (iv) dat vrouw dit voor haar ernstige gevolg niet heeft voorzien. Hof is ten onrechte aan deze stellingen voorbij gegaan. Indien juist, kunnen deze meebrengen dat bank bij aangaan van borgstelling en derde hypotheek vrouw diende te waarschuwen voor risico dat haar privévermogen daardoor liep. Tekortschieten in waarschuwingsplicht kan meebrengen dat bank door werking van art. 6:248 lid 2 BW wordt beperkt in mogelijkheid tot verhaal op vermogen van vrouw voor gemeenschappelijke schulden.

Print

12 april 2013

LJN BY8651